kind noch kraai 1.0
helemaal niemand; geen kinderen en/of andere naaste familieleden
Het woord kraai in deze verbinding komt waarschijnlijk van het middelnederlandse woord craet, dat hanengekraai en later metonymisch ook haan betekent (zie ook het Woordenboek
der Nederlandsche Taal (WNT) en het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (EWN)).
Algemene voorbeelden
'Zo zo,' zeg ik. 'Hoe oud is hij geworden?' 'Negenentachtig,' zegt de man. 'Hij had kind noch kraai.' 'Hij had u toch,' zeg ik. 'Edward was erg doof de laatste jaren,' zegt de vrouw en haalt een lippenstift uit haar jaszak.